Voor vandaag heb ik gekozen voor Lindqvist vierde roman: Opgegroeid in het
duister, gedreven door wraak… een huiveringwekkend gevoel van naderend onheil
kluistert je aan de pagina’s.
‘Wolfskinderen’ – John
Ajvide Lindqvist - 2013
Een hulpeloze baby wordt gevonden in het bos, meer dood dan levend. De man die
haar vindt neemt het meisje mee naar huis, tot ontzetting van zijn vrouw. Het
stel besluit – uit angst voor ontdekking – het kind te laten opgroeien in de
kelder. Theres wordt een kind niet van deze wereld, emotieloos en totaal
geïsoleerd, met één opvallende eigenschap: ze heeft een volstrekt betoverende
zangstem. Na een catastrofaal incident krijgt ze een nieuwe identiteit en
langzaam begint ze te wennen aan de buitenwereld, al blijft ze een outsider.
Theresa is eigenlijk een vrij normale tiener met wat overgewicht, maar ze wordt
gepest en haat zichzelf. Als Theres en Theresa elkaar ontmoeten, ontstaat er een
merkwaardige chemie tussen de twee. Ze gaan muziek maken en groeiende roem van
Theres maakt haar tot een soort messias voor ongelukkige tienermeisjes. Dan
neemt ze samen met Theresa haar discipelen mee de afgrond in voor een
gewelddadige wraak.
‘De handvatten van de tas waren dichtgeknoopt en Lennart trok aan het plastic om
er lucht en leven in te laten. Hij slaagde erin een gat te maken en zag
blauwachtige huid. Een dun beentje, een ingezakte borstkas. Een meisje. Een
zuigeling, nog maar enkele dagen of weken oud. Ze bewoog niet. De dunne lippen
waren opeengeklemd in een soort opstandigheid tegen een boze wereld. De
bewegingen waarvan Lennart getuige was geweest waren haar laatste
stuiptrekkingen geweest. Lennart legde zijn oor tegen de borstkas van het kind
en meende nog een heel zwakke hartslag te horen. Hij kneep met duim en
wijsvinger in het neusje en haalde diep adem. Hij moest een pruilmondje trekken
om de lucht in het piepkleine mondje van de baby te blazen en hoefde niet eens
een tweede keer in te ademen om de longetjes te vullen. De lucht kwam bubbelend
en sissend weer naar buiten en de borstkas was stil. Lennart haalde nog een keer
adem en toen hij de tweede dosis lucht in de longen blies, gebeurde het. Er ging
een rilling door het lijfje heen en er werd wit schuim opgehoest, waarna een
schreeuw de stilte van het bos doorsneed en de tijd opnieuw liet tikken. Het
kind bleef maar schreeuwen en het leek op geen enkele schreeuw die Lennart ooit
eerder had gehoord. Hij was niet gebarsten of klaaglijk. Het was één heldere,
zuivere toon die uit het verwaarloosde lijfje opsteeg. Lennart had een absoluut
gehoor en hij had geen stemvork nodig om te horen dat het een E was. Een
loepzuivere E, die de blaadjes liet trillen en de vogels uit de bomen deed
opvliegen.’
Zie ook http://johnajvide.com/
|
|