De voor deze week uitgekozen tip is een debuut, van een dusdanige kwaliteit dat
ik hoop nog vaker van deze schrijver te mogen lezen. Het verhaal is uiteraard
spannend, en met de nodige hoofdstukken met klifhangers, goede verhaalwendingen
en een superieure ontknoping. Neergezette. De personages, zijn zowel de “helden”
als de slechteriken met verborgen agenda’s, overtuigend.
‘Zwarte Regen’ – Graham Brown - 2011
Danielle Laidlaw, onderzoekster bij het National Research Institute, krijgt de
leiding over een team dat diep in het Amazonegebied moet doordringen. Onder
bescherming van de vroegere cia-agent Hawke en zijn huurlingen krijgt de
expeditie tot doel een Mayastad te vinden die alleen in de legendes voorkomt.
Wat Danielle niet weet, is dat zij niet de eerste is die deze opdracht krijgt.
Enkele weken daarvoor is het oorspronkelijke team dat erop uit was gestuurd
spoorloos verdwenen. Danielle heeft ook niet te horen gekregen dat het object
dat zij zoeken niet zomaar een kunstschat is, maar de sleutel tot een
wetenschappelijke doorbraak die de wereld op zijn kop zal zetten. In de
ondoordringbare jungle van het Amazonegebied komen de expeditieleden in een
nachtmerrie terecht. Opgejaagd door een mysterieuze indianenstam en onder de
continue dreiging van een onzichtbare vijand die een spoor van toegetakelde
lichamen achterlaat, gaat de roep wanhopig op zoek naar de waarheid achter een
dodelijke legende. En naar het ijzingwekkende geheim dat verborgen ligt onder de
oude Mayaruďnes.
‘We moeten hier weg,’ zei McCrea. ‘Rustig maar,’
zei Dixon, terwijl hij naar de sporen bleef kijken. ‘Man, snap je het dan niet?
Het gaat gewoon wéér gebeuren.’ ‘Hou je bek!’ Dixon probeerde zich te
concentreren. Als ze wegrenden zouden ze worden gedood, maar blijven… Er was
iets helemaal verkeerd aan deze plek, iets wat hij zich pas gerealiseerd had
toen het te laat was. Zij waren hier niet de jagers, maar de prooi. Van ergens
voor zich hoorde Dixon een beweging, zo zacht als het geritsel van een
uilenvleugel, maar dan vlak boven de grond. Hij legde het geweer tegen zijn
schouder. ‘Dixon,’ smeekte McCrea. Het geluid kwam steeds sneller naar hen toe;
het racete vederlicht door het bos. ‘Dixon, alsjeblieft!’ Dixon stond op,
bereidde zich voor op een schot, maar het geluid schoot links langs hem heen.
Hij draaide zich vliegensvlug om en haalde de trekker over op het moment dat er
een donkere vlek tussen de bomen explodeerde. McCrea schreeuwde. Een geweerschot
denderde door het bos en druppels rode mist verspreidden zich over de bladeren.
Maar er was niets om op te schieten: geen doel, geen vijand, geen McCrea. Alleen
laaghangende bladeren die heen en weer wiegden door het schot en glansden van
het menselijke bloed. Dixon staarde naar het bloed dat van de bladeren af
druppelde. ‘McCrea!’ riep hij. Hij luisterde of hij iemand hoorde vechten, maar
ving niets op. McCrea was verdwenen, dood en verdwenen, net als de anderen.
Alleen was het deze keer recht onder zijn neus gebeurd. Dixon liep achteruit.
Hij was niet gauw bang, maar nu begon zijn hart te bonken en kreeg hij de
ongecontroleerde aanvechting om te vluchten. Hij keek van de ene naar de andere
kant. Hij bewoog voorzichtig, eerst met rustige, afgemeten passen. Maar hij
merkte al snel dat hij vlugger ging lopen. Zijn hart bonkte en hij kon niet goed
meer nadenken. En toen ook de schrille kreten weer door het bos galmden, begon
hij zo hard te rennen als hij maar kon. Als een dolle stier stormde Dixon in
paniek door het struikgewas naar voren en struikelde toen er ranken tussen zijn
benen verstrengeld raakten. Bij een onverwachte beweging draaide hij zich
razendsnel om, keek van de ene naar de andere kant, slaakte een boze kreet en
schoot vervolgens in de bomen. ‘Donder op!’ brulde hij. Terwijl hij rende hoorde
hij bewegingen, brekende takken en inlandse stemmen die hem opjoegen en
insloten. Hij struikelde weer, belandde op handen en knieën, en kwam omhoog om
te schieten. De schacht van een donkere schaduw raakte hem, waardoor hij door de
lucht vloog. Daarbij zag hij in een flits zijn belager voordat die in het bos
verdween. Acht mannen dood, en dit was de eerste keer dat hij hun moordenaar
even had gezien. Zijn huid leek op een glimmend zwart bot. Met een harde smak
landde hij op de grond, maar het lukte hem zijn geweer vast te houden. Hij
voelde een pijnscheut in zijn been. Hij haalde hortend adem en krimpend van de
pijn rolde hij om en dwong hij zichzelf te kijken. De botten van een van zijn
onderbenen waren gebroken, het scheenbeen stak door zijn huid. Rennen was geen
optie meer. Waarschijnlijk kon hij niet eens meer lopen. Doodsbang kwam hij
omhoog en tijgerde met zijn goede been achteruit, tot hij tegen de stam van een
grote grijze boomstronk botste. Met trillende handen controleerde hij zijn
geweer, legde het in de kromming van een arm en bereidde zich voor op het
onvermijdelijke en pijnlijke einde.’
Zie ook
http://www.authorgrahambrown.com/
|
|