Beldaran's Leestips
Beldaran geeft op
Ezzulia
en Pure
Fantasy wekelijks een leestip.
- Beldaran [24-12-2010]
Voor vandaag, tip ik, het als laatste en zelfstandig te lezen gepubliceerde deel
in een trilogie rond de jonge avontuurlijke, soms ook hartstochtelijke
archeologe uit het Victoriaanse tijdperk: Sarah Kincaid. Eerder verscheen in
deze trilogie ‘De Schaduw van Thot’ en ‘De Vlam van Pharos’. Persoonlijk hoop
ik, gelet op bepaalde verwikkelingen in het verhaal en het gegeven dat ik Sarah
Kincaid een zeer geslaagd karakter vind, dat dit nog niet het laatste deel is.
‘Aan de Oever van de Styx’ –
Michael Peinkofer - 2010
Alexander de Grote zocht er tevergeefs naar. Herakles kwam erdoor om het leven.
Sarah Kincaid móét het vinden: het levenswater.
Herfst 1884. Een gevangeniscel in Londen, donker en vies. Daarin een levenloos
lichaam - is de man dood? Onder zijn tong een muntje - het betaalmiddel voor
Charon, de veerman in het dodenrijk. De jonge archeologe Sarah Kincaid is
vertwijfeld, want de bewegingloze man is niemand anders dan haar geliefde Kamal.
Maar... er is een laatste mogelijkheid om hem te redden. Van de smalle steegjes
van Praag naar de onderaardse dodenrivier de Styx: Sarah Kincaids nieuwe
avontuur belooft weer ademloze spanning.
[i]‘De kreten waren bijna verstomd. De man die ze uitstootte, klampte zich nog
altijd uit alle macht aan het leven vast. Zijn kreten steeds meer overgingen in
pijnlijk hoesten. Tussen de zuilen door, die het slaapvertrek naar het
noordoosten afsloten, tekende zich de haven van Alexandrië af, met daarbovenuit
de grote vuurtoren – een van verre zichtbaar blijk van macht van de Ptolemeeën.
Maar die macht was gebroken en hoewel het in de haven een drukte van belang
bleef doordat er ladingen werden gelost en weggestouwd doordat zeelui,
handwerkslieden, slaven en hoeren hun werk deden, lag de heerser over dit
centrum van handel en vooruitgang, wetenschap en cultuur, maar ook van
smerigheid en zedelijk verval, op sterven. ‘Ar… Arsinoë…’ fluisterde Ptolemaeus
en hij stak zoekend zijn knokige, met gouden ringen getooide vingers uit. ‘Mijn
lieve vrouw en zuster… waar is ze toch?’ De heren die om het bed van hun heerser
stonden, generaals met brede schoudermantels en hofdignitarissen in lange,
golvende gewaden, keken elkaar bezorgd aan. ‘… de koningin leeft niet meer,
‘verklaarde een van hen ten slotte. ‘Ze is u voorgegaan, o heer, al jaren
geleden.’ Een nieuwe hoestbui van de koning. Bewustzijn flikkerde in Ptolemaeus’
bloeddoorlopen ogen en een ogenblik van helderheid verscheurde de sluier die de
nabije dood voor zijn geest had gespannen. ‘Ze heeft… ze heeft me wat
nagelaten,’bracht hij met moeite uit. “Een fiool… een fiool van blauw glas’
Zie ook
http://www.michael-peinkofer.de/
|
|
|