Wie eerder al met genoegen de eerste 3 boeken uit de serie ‘De Fantasiejagers’
gelezen (een vierde kunnen we dit najaar verwachten) heeft, zal ook met genoegen
‘Anders’ een Manon Maxim Roman lezen.
‘Anders’ - Mel Hartman
– 2010
Manon Maxim is een anderssoort. Anderssoorten leven al duizenden jaren
onopgemerkt onder de mensen en doen er alles aan om hun talenten verborgen te
houden. Misbruikt een anderssoort zijn gaven, dan wordt Manon ingezet om daar
iets aan te doen. Haar leven is daardoor een onvoorspelbare aaneenschakeling van
speurwerk, passie en gevaar. Wanneer een meedogenloze figuur uit het verre
verleden opduikt om Manon en de anderssoorten van wie ze houdt het leven zuur te
maken, tast ze volledig in het duister. Bijgestaan door haar schatrijke
adoptievader, Jabar, en enkele vrienden gaat Manon op onderzoek uit. Hoe dieper
zij graaft, hoe verder zij verstrikt raakt in een netwerk van intriges en
terreur. Als Manon ten slotte beseft waar ze in terechtgekomen is, lijkt
ontsnappen niet langer mogelijk.
‘We zijn geland op een klein, onbekend vliegveld en Tony taxiet het toestel naar
de aangegeven zone. Ik ga mijn spullen halen die nog op de stoel liggen. Ik trek
mijn groen lederen jack aan en prop mijn portefeuille met de reispapieren en
dollars in de ene binnenzak en mijn mobieltje in de andere. Mijn zonnebril, een
retro ding uit de jaren tachtig, zet ik meteen op. Ik ben er klaar voor. Nu ja,
dat denk ik in ieder geval. Wanneer we uiteindelijk de hele douanerompslomp
voorbij zijn en buiten staan, overvalt het warme, drukkende weer me. Ik ben te
warm gekleed, dat is zeker, maar kan mijn jack niet uitdoen. Ten eerste heb ik
geen handtas bij me en ten tweede moet het mijn pistool, dat ik dadelijk
ontvang, uit het zicht houden. De lucht ruikt naar benzine en zweet. Een paar
meter verderop houdt een vrouw een bord omhoog. Ze leunt nonchalant tegen een
gele taxi aan. Op het bord staat mijn naam in krullerige letters genoteerd.
‘Tot later, Tony. Wees aardig tegen de New Yorkse vrouwen.’ Ik kus hem vluchtig
op de wang en stap naar de vrouw toe. ‘Alsof die mij niet aankunnen!’ roept Tony
me nog na.
Ik grinnik. Engelen zijn ongelooflijke versierders en vrouwengekken.
De vrouw ziet me aan komen lopen en laat het bord zakken. Ik kan niet meteen
zien wat voor anderssoort ze is. Ze is ontzettend aantrekkelijk. Haar gezicht
lijkt volmaakt symmetrisch en haar lichaam op de juiste plaatsen voluptueus. Ze
heeft donkerbruin golvend haar tot op haar schouders en een sensualiteit die
zelfs op afstand voelbaar is. Ze zou best een vampier kunnen zijn. Een engel is
ze niet, want engelen zijn de enige soort die altijd wit haar hebben. Tenzij ze
haar haren gekleurd heeft natuurlijk. Gelukkig is ze niet veel groter dan ik,
zodat mijn zelfbeeld niet helemaal een knauw krijgt. ‘Manon Maxim?’ Haar
Amerikaans klinkt melodieus prettig. Ik vermoed dat ze opgegroeid is in
Louisiana. Ze zal vast ook wel Nederlands en nog een resem andere talen spreken.
Dat is typisch voor Anderssoorten die vaak verhuizen naar andere landen.
‘Ja, dat ben ik.’ We schudden elkaar de hand. Haar handen zijn perfect
gemanicuurd met rode nagellak. Dat in tegenstelling tot mijn eigen afgebeten
vingernagels. Ik heb het al vaak geprobeerd, maar lange, mooie nagels zijn geen
lang leven beschoren bij mij en nagellak blijft er niet eens een dag
ongeschonden op zitten. ‘Stap maar in,’ zegt ze met een gebaar naar de gele
taxi. ‘Jouw taxi?’ vraag ik terwijl ik instap.
De airconditioning in de wagen verfrist me meteen weldadig en het geurt er naar
kokosolie.
Ze gaat zitten op de chauffeursstoel. ‘Ja, inderdaad.’ Ze start de wagen en
voegt zich in het verkeer dat de luchthaven verlaat. Uit ervaring weet ik dat
het minstens een uur rijden is tot in het centrum van New York City. ‘Niet
gevaarlijk om als vrouw een taxi te besturen?’
Ik kan nog net haar ogen zien door de zonnebril die ze aanheeft. Ze kijkt me
zelfverzekerd aan in het achteruitkijkspiegeltje. ‘Niet echt, ik ben een
vampier.’ ‘
http://www.melhartman.net/
|
|