Voor vandaag het recent verschenen eerste deel van een nieuwe Fantasy serie, het
is een op zichzelf staand vervolg van ‘De Kronieken van Aurian’.
De Kronieken van de Xandim: Erfenis –
Maggie Furey
In het verre verleden had het land Aurian een andere vorm, en bestond de zee
tussen de noord- en zuilanden niet. Dat was de tijd van het Magiërvolk:
beoefenaren van elementaire magie; het Luchtvolk, dat de winden beheerste; de
Leviathan, die regeerden over de zeeën; en het krachtige Drakenvolk, meesters
van het Vuur. Terwijl de vier rassen elkaar bestrijden om de macht, onstaat er
een nieuw, vijfde volk: de Xandim. Het volk bestaat uit weinig meer dan dieren
die al zo lang gevangen zijn in een paardenlichaam, dat ze hun vroegere
mensengedaante vergeten zijn. Slechts één stamlid herinnert zich de oorsprong
van zijn volk: Windoog, de sjamaan.
‘De omens brachten de Vrouwe der Nevelen naar de oevers van het Tijdeloze Meer.
Ze kwamen tot de Cailleach – wat wordt uitgesproken als ‘kailjuch’ – tijdens
haar wakende dromen en verstoorden de sereniteit van haar eeuwige
bespiegelingen. Deze Plaats Voorbij de Wereld kende geen dag of nacht of
wisselende seizoenen, geen honger, dorst of eenzaamheid, of verandering. Alleen
de Vrouwe leefde er, een van de machtige oude Hoeders die bij de schepping van
de wereld aanwezig waren en ook het eind ervan zouden beleven. Alleen de Vrouwe
en haar eindeloze web van bespiegeling... tot de omens begonnen en als stenen in
de stille wateren van het Tijdeloze Meer kringen van onrust maakten, die haar
gedachten verstoorden. Het onbehaaglijke gevoel had de Cailleach opgeschrikt uit
haar mijmeringen en haar uit haar rustplaats in de grote Boom in het Middelpunt
van de wereld gejaagd. Ze had haar in zacht licht badende slaapvertrek in het
holle hart van de boom verlaten, was de trap – een natuurlijke formatie in de
steenachtige bast van de Boom – afgedaald, de enorme grot waarin het gevaarte
wortelde overgestoken en uitgekomen in het buitengewone bos rondom de open plek.
Het was een uit steen gehouwen woud: elk detail was perfect, van de bomen met
hun loof van jade en haarfijn uit doorzichtig kwarts gekerfde bloesems tot de
uit gekleurde edelstenen vervaardigde bloemen, de insecten met hun juwelen
vleugels en de exquise stenen vogels, zo realistisch dat het leek alsof ze elk
moment op konden vliegen of aan het kwinkeleren konden slaan. Voorbij het Woud,
in het hart van de Steen, lag de spiralende basalten trap waarlangs de Cailleach
de grot kon verlaten. Immer klimmend, gedreven door onrust, gedreven door
noodzaak, was ze ten slotte door een opening in de rotswand naar buiten gekomen,
hoog op de top van het eiland midden in het Tijdeloze Meer. Het enige licht kwam
van de sterren, verspreid over een hemel met de heldere koningsblauwe kleur van
saffier. Constellaties weerspiegelden zich in de stille wateren van het meer,
maar het sterrenlicht kwam vreemd genoeg van een andere hemel daarboven.
Voorzichtig afdalend langs het spiralende pad van glanzende steen had de aloude
Hoedster de voet van de piek bereikt, waar ze neerknielde op een rotsachtige
landtong die uitstak in het stille, donkere meer met zijn glinsterende
weerschijn van een onbekende hemel. Daar keek ze in de oneindige diepte,
wachtend op wat haar hiernaartoe geroepen had.’
|
|