Voor vandaag een Urban Fantasy, waar ook de liefhebbers van thrillers weg van
zullen zijn. In dit eerste deel maken we kennis met o.a. Alex Rahl, die op zijn
eigen manier zeker niet onderdoet t.o.v. zijn voorouder uit de serie ‘De Wetten
van de Magie’, Richard Rahl.
‘De Wet van Negen’ – Terry
Goodkind – 2009
Op weg naar de galerie die zijn schilderijen verkoopt, voorkomt een weinig
succesvolle kunstschilder, Alex, met gevaar voor eigen leven een aanslag op een
jonge vrouw. Op het nippertje weet hij haar weg te sleuren voor de bumper van
een aanstormende truck met een piratenvlag op de cabine. Zo begint Alex'
zevenentwintigste verjaardag – een dag vol verrassingen. De jonge vrouw heet Jax
en is afkomstig uit een andere wereld, een wereld waar magie werkt, een wereld
ook die grote omwentelingen te wachten staat. Jax waarschuwt hem: 'Pas op voor
spiegels. Ze kunnen je via spiegels volgen.' Nog vreemder wordt het als Alex op
zijn verjaardag ook verneemt dat hij die dag erfgenaam is geworden van een
immens landgoed in Maine. En Jax heeft nog een verrassing voor hem in petto, de
kernzin van een profetie: 'Alleen iemand uit deze wereld kan onze wereld
redden.'
Op dat moment is het Alex al duidelijk geworden dat levensgevaarlijke
tegenstanders uit die andere wereld de overstap naar zijn wereld hebben gemaakt
om te voorkomen dat de profetie uitkomt.
‘Het was de piratenvlag boven op de vrachtwagen van het loodgietersbedrijf die
zijn aandacht trok. Het witte doodshoofd en de gekruiste botten klampten zich
aan de klapperende zwarte vlag vast alsof ze er anders af zouden waaien, terwijl
de dieplader, die kennelijk de stoplichten te vlug af wilde zijn, als een
kanonskogel over het kruispunt schoot. De vrachtwagen nam de bocht te krap en
helde over. Witte pvc-buizen rolden over de ruitvormige plaat van de wagenbodem.
Het klonk als het scherpe geratel van botten. De wagen reed met zo’n grote
snelheid dat hij dreigde te kantelen. Alex wierp een vluchtige blik op de enige
persoon die samen met hem op de stoeprand stond te wachten. Hij was zo diep in
gedachten geweest dat hij de vrouw die schuin voor hem stond eerst niet had
opgemerkt. Eigenlijk kon hij zich zelfs niet herinneren of hij had gezien waar
ze vandaan was gekomen. Heel even meende hij damp van haar armen in de koele
lucht zag opstijgen. Omdat hij haar gezicht niet kon zien, wist hij niet of ze
zag dat de vrachtwagen op hen af kwam stormen, maar hij kon zich nauwelijks
voorstellen dat ze niet op zijn minst de dieselmotor op volle toeren hoorde
brullen. Toen duidelijk werd dat de vrachtwagen de bocht niet zou halen, greep
Alex de vrouw bij haar bovenarm en trok haar met zich mee naar achteren.’
|
|