Voor vandaag, met dank aan de uitgever Kramat, het tweede deel, ( met een wel
zeer geslaagde achterflap!) uit de serie ‘Zeríans Vloek’ die eerder bij het
verschijnen van het eerste deel ‘Wortelboom’ zie http://www.ezzulia.nl/forum/viewtopic.php?p=229451#229451
aangekondigd werd als trilogie, nu lijkt het erop dat het minstens een
tetralogie wordt. Erg? Zeker niet, als de auteur de hoge kwaliteit van de eerste
twee delen weet vast te houden.
‘Muziekwevers’ – Thirza Meta
- 2009
De wereld verandert, maar niet op de verwachte manier. De chronologie die de
grote machten van het evenwicht steevast konden vertrouwen, volgt een geheel
eigen weg die niemand voorzien heeft. Of wel? Hebben de Muziekwevers in het
verre Oosten vermoedens, visioenen die een tipje van de eigenaardige sluier
kunnen oplichten? Vervullen luitenant Thraës, verraadster Sayath, bakkerszoon
Ortiq en het meisje Razneí cruciale rollen op weg naar dat nieuwe evenwicht?
Zware slagen zijn immers toegebracht aan het broze evenwicht tussen Duisternis
en Licht. Ashimael is dodelijk getroffen, de Tempel van Margel vernietigd en een
heuse genocide heeft de Kroonstad van Almarind gedecimeerd. Het Zeewoud blijft
evenmin gespaard: één stam heeft zich tegen alle andere gekeerd. Rhyss de
WaterHeer verdwijnt spoorloos; zijn Staf is bezoedeld met khalard, de veile
magie van de Nacht. Kahsun’Lyr, Vrouwe van Margel sterft een pijnlijke dood. De
Bron van Macht die zij beschermde, is gedoofd waardoor de Vuurmagie langzaam
maar zeker dooft. Gevangen in hun respectievelijke Witte en Zwarte Wortelboom
kunnen Alvitiria en Vai’Sayan fysiek niets ondernemen, maar hun vazallen zijn
aardig in de weer om de loop der gebeurtenissen om te buigen in hun eigen
voordeel. De Discipelen van Vai’Sayan vechten om elkaar voor te zijn terwijl de
Lotsverbondenen van Alvitiria wanhopig trachten elkaar terug te vinden. Intussen
schijnt boven hen een roestige maansikkel, die een oude profetie inluidt…
‘Shin’Kahdir verliet de hut. De andere kinderen keken hem na. Hij kon hun
nieuwsgierig glanzende oogjes in zijn rug voelen prikken terwijl hij voortliep.
Hij voelde zich langer dan anders, alsof zijn lichaam op korte tijd veel
gegroeid was, maar wanneer hij naar zijn voeten en handen keek, leek er niets
veranderd. Behalve dan dat zijn huid gloeide rond de polsen en onderarmen. Het
gaf hem een waanzinnig gevoel van macht. Diep vanbinnen had hij op dit moment
gewacht. De roep die hem al enige tijd achtervolgde, had hij op een of andere
manier weten te beantwoorden. Dit was de erkenning. Hij moest er gevolg aan
geven.
Hij gluurde omhoog, naar de roodgloeiende maan en stak in een opwelling van
baldadigheid zijn tong uit. De Maanhoedster kon hem wat op dit moment. Met
vastberaden tred stapte hij naar het waterbekken waar de Dromenlezers telkens de
gewone rituelen uitvoerden. Eigenlijk was hij liever naar het grote bekken
gegaan, waar de Maanhoedster geconsulteerd werd, maar dat was verboden terrein
en bovendien groot geheim. Alleen de volwassenen wisten waar het zich bevond.
Pas wanneer een kind was ingewijd, beschikte het over het recht deze consulten
bij te wonen. Shin’Kahdir vond het grote onzin. Wat kon er nou zo anders zijn
aan dat ene waterbekken? Water was water. Bij het rituele bekken aangekomen
bleef Shin’Kahdir staan. Gedurende enige tijd bewoog hij zich niet. De wind
fluisterde, de lucht was roodpaars gekleurd; de schemering liep teneinde. Boven
zich zag hij hoe de maan omfloerst was door gouden schakeringen. Dat was vreemd.
Hij kon zich niet herinneren iets dergelijks ooit gezien te hebben. Of toch, had
het er niet zo uitgezien toen in zijn droom, die de Dromenlezers geduid hadden
als een teken dat hij beschermd was door de maan? Het leek al zo lang geleden,
maar in die droom hadden maan en zon elkaar omhelsd, als geliefden. Zoals Sefthi
deed bij haar man. Shin’Kahdir trok een bedachtzame wenkbrauw op. Hij richtte
zijn aandacht op de waterspiegel. Langzaam boog hij voorover en tuurde naar
zichzelf. Een ernstig gezicht, ovaal, olijfgroene huid, rode haren. Maar er was
iets anders. Iets in zijn blik, wat maakte dat hij zichzelf niet herkende.
Geschrokken deinsde hij achteruit. De tatoeages kriebelden op zijn huid en het
kostte hem veel moeite om er niet aan te krabben. Het beeld in het water
veranderde; flarden van een wit hemd wapperden om zijn armen, zijn gezicht en
borst zaten onder de snijwonden en brandblaren, om hem heen flitste bliksem in
verschillende kleuren. Shin’Kahdir voelde zich aangetrokken tot dat beeld. Dit
was meer dan herkenning. Was hij dit zelf? Diep binnenin roerde zich iets. De
blijdschap om de tatoeages verdween, naarmate de herinnering aan de poort van
vuur en de beelden van zijn meditatie intenser werden. En die andere essentie in
zijn ziel bewoog, strekte zijn klauwen uit en hulde de kleine jongen die
Shin’Kahdir was in een mist van verwarring.’
‘Shin’Kahdir…’ fluisterde een stem. Hij slikte. Hij zag zichzelf praten in het
water. De waterjongen strekte zijn arm, bijna smekend. Zijn vingers dropen van
het bloed. ‘Help me!’
Zie ook
http://www.thirza-meta.be/
|
|