Met dank aan de uitgever Kramat voor het recensie exemplaar, kom ik voor vandaag
met het eerste deel van een nieuwe trilogie van ��n der Hollandsche
Groot-meesters der Fantasy. Het is een verhaal over angst en volwassenwording en
��n waar droom en werkelijkheid door elkaar lijken te lopen.
�Stormbreker� � Peter Schaap
� 2008
Verscholen aan een zuidelijke poolkust leeft een vissersvolk dat maar met moeite
weet te overleven. Kind-priester Kanu is de spreekbuis van zijn volk naar hogere
machten. Zolang hij nog in de jaren van onschuld verkeert, leidt hij de aandacht
van de gevreesde goden af door gebeden. Het ondenkbare gebeurt: de goden laten
hun blik vallen op Kanu's afgelegen baai en sturen hun boodschapper, het Beest
dat de voorloper is van een allesvernietigende godenstorm. Kanu's vader, het
stamhoofd Mazar, ziet nog maar ��n enkele mogelijkheid om aan de ramp te
ontsnappen. Hij en zijn zoon moeten het Beest vangen en het van zijn
lichtgevende vacht te ontdoen. Mazar komt hierbij om, de jongen wordt omringd
door doodsvijanden. Hij kan zich enkel tot zijn ergste vijand wenden, zijn
kreupele oom Soendal. Dan boort het immense schip van de goden zich diep in de
kust en verandert alles...
�De jonge priester sloeg zijn arm rond de mast en lette gespannen op het gezicht
van zijn vader. Door een heftige beweging sloeg het bootje bijna om. Onder hen
bewoog een immense school vissen rond iets groots dat vanuit de diepte het water
deed oplichten. In het vaartuig van dwerghout en huiden vloog de angst door Kanu
heen met een onstuitbare vaart. Angst om zijn eigen lot, dat van Mazar zijn
vader met wie hij zich midden op de baai bevond en angst om de dorpelingen, die
als meeuwen in een storm achter de heuvel waren gevlucht. Hij hoorde nog de
echo�s van hun paniek, nadat Soendal, vaders broer, als een razende van het ijs
naar de oever was geroeid, schreeuwend dat de boodschapper van de goden de baai
was binnengezwommen: het Beest, het slangachtige monster dat hum voorbode was.
In zijn herinnering golfden woorden van hut naar hut. Sommige dorpelingen waren
meteen gevlucht, anderen staarden verstijfd en ongelovig over het water.
Uiteindelijk beseften ze het allemaal: de goden hadden hun afgelegen deel van de
wereld ontdekt. Het Beest werd meer gevreesd dan wat voor dier dan ook.
Rampspoed was op komst. Een godenstorm zou het land verwoesten. Nauwelijks een
ziel zou in leven blijven om de doden te betreuren. En dan verdwenen zelfs de
doden.�
Zie verder
http://www.peterschaap.nl/
|
|