Voor vandaag, het eerste deel van de trilogie �De Windzangers�. Een verhaal dat
weliswaar eerder dramatische dan spannend genoemd kan worden, wat niet wil
zeggen dat er geen spannende sc�nes inzitten, maar ontegenzeggelijk boeiend is.
�De Windzangers� #1 �De Vlucht� �
Megan Lindholm aka
Robin Hobb � 2007
Ontdaan vanwege het gewelddadige verlies van dierbare familieleden door toedoen
van de Harpijen, achtervolgd door spookbeelden van haar wraakneming op de
moordenaars � dat zijn de overheersen de aspecten in het leven van de jonge Ki.
Nu is Ki op de vlucht. Elke vorm van bezorgdheid, ook die van de mensen die haar
het meest nabij staan, wijst ze resoluut van de hand. Ze wil alleen nog maar
alleen zijn, leven als een banneling, en dat leven valt bepaald niet mee. Het
betekend ook dat zij het in haar eentje zal moeten opnemen tegen haar
achtervolgers, de wraakzuchtige Harpijen. Als het web van de wraak wordt
aangehaald en het voor Ki bijna te laat is, is de redding nabij. Iemand met een
verbazingwekkend vindingrijke geest schiet haar te hulp.
�Tegen de enorme klifwand van leisteen was de vrouw, die zonder enig gereedschap
met pijn en moeite omhoogklom, niet meer dan een nietige vlek. Haar leren
wambuis en grof geweven broek waren bedekt met gruis, waardoor ze nauwelijks te
onderscheiden was van de steile wand. Ze droeg haar lange, bruine haar in een
gevlochten knot, zodat ze er tijdens het klimmen geen last van had. Maar de wind
had haar kapsel verwaaid en losse haarslierten kleefden als een spinnenweb tegen
haar bezwete gezicht. Omdat ze haar beide handen bij het klimmen nodig had,
wreef ze haar gezicht langs de rots om de haren voor haar ogen weg te krijgen.
Lang geleden was de begroeide berg door een aardbeving gespleten en aan
gruzelementen gevallen. Wat ervan was overgebleven, was een berg puinsteen,
steile breukvlakken met hier en daar nog stukken begroeiing op de top. Die
ochtend had ze nog aan de voet van de wand gestaan, in het kreupelbos van jonge
bomen die na de aardbeving in het puinsteen waren geworteld en had ze op
ongeveer driekwart van de zwarte, stenen wand die voor haar omhoog torende een
richel ontwaard. Even was de wanhoop haar nabij geweest, toch was ze aan de klim
begonnen.�
|
|