Beldaran's Leestips
Beldaran geeft op
Ezzulia
en Pure
Fantasy wekelijks een leestip.
- Beldaran [17-02-2012]
Voor vandaag heb ik voor het vervolg van ‘Ik ben nummer
Vier’, gekozen en indien je van deze net zo genoten hebt als ik, dat zul je
ook dit tweede deel weten te waarderen. Via onderstaande link kun je gratis een
in het boek, niet voor komende vertelling inzake nr Zes downloaden.
‘De Kracht van Zes’ - Pittacus
Lore – 2011
Ze komen steeds dichterbij. Ze willen ons doden. We moeten vechten. Wij zijn de
laatste verdediging.
Ik heb hem op het nieuws gezien en heb de berichtgeving over wat er in Ohio
gebeurde gevolgd – John Smith, op de vlucht. Voor de buitenwereld is hij een
mysterie. Maar voor mij… is hij een van ons. We kwamen met ons negenen, en soms
vraag ik me af of de tijd ons heeft veranderd en of we nog wel geloven in onze
missie. Slechts zes van ons zijn nog in leven. We duiken onder, gaan op in de
massa en vermijden onderling contact. Maar onze krachten ontwikkelen zich en
binnenkort zullen we sterk genoeg zijn om te vechten. Is John Nummer Vier, en is
zijn verschijning het teken waarop ik heb gewacht? En hoe zit het met Nummers
Vijf en Zes? Is een van hen het meisje met de ravenzwarte haren uit mijn dromen
– het meisje dat krachten heeft die elke voorstelling te boven gaan? Degene die
genoeg macht heeft om onze groep van zes te herenigen?
‘Mijn naam is Marina, van het Latijnse marinus, ofwel ‘van de zee’, maar deze
naam kreeg ik pas veel later. In het begin heette ik Zeven, meer. Ik was een van
de negen overlevende Gardes, afkomstig van de planeet Lorién, waarvan het lot in
onze handen lag, en nog steeds ligt. De negen die niet verdwenen zijn. De negen
die nog leven. In was zes jaar toen we hier kwamen. Toen het ruimteschip met een
schok tot stilstand kwam op Aarde besefte ik al, zo jong als ik was, hoeveel er
voor ons op het spel stond – negen Cepanen, negen Gardes – en ook dat deze plek
onze enige kans was. Aan het zicht onttrokken, want omringd door een storm die
we zelf hadden opgewekt, betraden we de dampkring. Ik herinner me nog dat we
voor het eerst de Aarde onder onze voeten voelden, dat de damp van het schip
omhoogkringelde, het kippenvel op mijn armen. Een jaar lang had ik de wind niet
meer gevoeld, en hier vroor het. We werden door iemand opgewacht, wie weet ik
niet, ik weet alleen dat hij iedere Cepaan twee stel kleren en een grote envelop
gaf. Ik weet nog steeds niet wat erin zat. Er werden wat woorden gewisseld en we
omhelsden elkaar, waarna we ons in negen verschillende richtingen verspreidden.
Telkens weer keek ik achterom naar de anderen die geleidelijk aan in de verte
verdwenen, totdat ze heel langzaam, een voor een, in het niets oplosten. En dus
bleven Adeline en ik over, voortsjokkend in een wereld waar we zo goed als niets
over wisten. Ik realiseer me nu hoe bang Adelina moet zijn geweest.’
Zie ook
http://www.ikbennummervier.nl/
|
|
|