Beldaran's Leestips
Beldaran geeft op
Ezzulia
en Pure
Fantasy wekelijks een leestip.
- Beldaran [12-08-2011]
Voor vandaag koos ik voor een wel zeer aangrijpend verhaal, wat naast wel zeer
expliciet beschreven vormen van dierenmishandeling, ook momenten kent die door
de manieren van communiceren en het doen door de twee belangrijkste maar zeer
veerschillende karakters Nile Nightingale en Céleste Jonquères die soms bijna
vrolijk aandoen.
‘Het Genootschap van de laatste dieren’ – Jeffrey Moore – 2011
Op een avond stopt Nile Nightingale bij een kerk met een verweerd Te Koopbordje
ervoor. Plotseling wordt hij opgeschrikt door een pickup die over het
landweggetje voorbijschiet. Op het dak is een zak vastgebonden. De vrachtauto
slingert om de kerk heen en komt naast het kerkhof tot stilstand. Stilte, dan
een bons. Met dat geluid komt er een einde aan Niles rust. In de juten zak
bevindt zich het zwaargewonde lichaam van een meisje. Nile besluit haar wonden
te verzorgen en achter degenen aan te gaan die haar voor dood achterlieten. Het
genootschap van de laatste dieren is een sterke en aangrijpende verbeelding van
de illegale jacht op wilde dieren en van hen die daar tegenin durven te gaan.
‘Het licht kwam uit zijn bek, die was opengespalkt met iets wat op een gloeilamp
leek. De auto, een pick-up met verhoogd chassis, lichten op het dak en een grote
grille, scheurde recht op de voordeur van de kerk af. Op het laatste moment boog
hij af, een smal pad op dat om de kerk heen liep, van mij vandaan, naar de
andere kant van de begraafplaats. Hij remde abrupt en draaide om zijn as, de
motor sloeg af of werd uitgezet. Een stilte van vier of vijf seconden en
vervolgens een péts, en een knappend geluid als van brekend glas. Zodra ik dat
geluid hoorde, wist ik dat ik het nooit zou vergeten. De pick-up werd weer
gestart, de bovenmaatse banden gierden over zwart ijs en deden steentjes en zand
opspuiten. De auto schoot weg over de oprijlaan, de kolkende ijskoude mistdampen
in, en was verdwenen. Ik bleef even roerloos staan, me verward afvragend wat ik
hier te zoeken had. Wat ze daar uit de auto hebben gegooid, gaat mij niks aan.
Ik deed de kijker weer in zijn hoes en liep terug naar mijn volkswagenbusje, een
gestolen roestbak die moeilijk startte. Hij kwam meteen bij de eerste poging tot
leven. Ik reed met gedoofde lichten naar het eind van de oprijlaan. Ik bleef
minstens een minuut met mijn handen om het stuur geklemd zitten, keek naar de
ruitenwissers, luisterde naar het geluid van metaal dat langs glas schraapte. De
regen liep stroperig langs de voorruit en werd hard. Ik schoof de
voorruitverwarming in de hoogste stand. Ik staarde naar mijn handen, die van
iemand anders leken te zijn. Van onder de bank trok ik een fles Talisker 16
tevoorschijn en dronk het laatste restje op. De zoveelste terugval, weer een
streepje dieper gezonken. Ik keerde de wagen, waarbij het chassis over de grond
schuurde toen hij erg scheef kwam te hangen, en reed terug naar de
begraafplaats. Bij de grillige slipsporen knipte ik mijn grote licht aan: aan de
ene kant rezen een stuk of tien lisdoddenfakkels uit de dampen op als enorme
hotdogs op spiesen, aan de andere kant stond een rij grafstenen, schots en
scheef en wegrottend als een slecht gebit. Alle zwarte plantenwortels en ranken
eromheen hadden een zilverwit randje. Ik reed achteruit en gaf een harde ruk aan
het stuur. Daar had je het. Er lag iets in de besneeuwde greppel: een
bleekbruine bult. Ik stapte uit om hem beter te kunnen bekijken. Het ding zat zo
te zien in een jutezak die kruiselings was dichtgebonden met een rood touw, als
een kerstcadeautje. Een partij drugs? Een zak met geld? Ik was niet van plan het
touw los te maken om meer te weten te komen – totdat ik iets hoorde, een zucht
of een zacht gekreun.’
Zie ook
http://www.jeffreymoore.org/biography.html
|
|
|