Zoals eerder al aangegeven, voor vandaag een goed afgerond eerste deel van
een Fantasy trilogie die bol staat van de actie, en gekruid met zwarte humor,
maar wat het extra leuk maakt is dat de schrijver gekozen heeft om het verhaal
te vertellen, met als helden de meest bekende slechteriken en domme krachten der
Fantasy�en dat zijn de Orcs.
�Er lagen zo veel lijken dat Struyk de grond niet meer kon zien. Hij was doof
van het geschreeuw en het gekletter van staal. Ondanks de kou prikte het zweet
in zijn ogen. Zijn spieren brandden en alles deed hem pijn. Zijn wambuis zat vol
bloed, modder en hersens. En nu kwamen er nog twee van die walgelijke, zachte
roze wezens op hem af. Ze hadden een moordadige blik in hun ogen. Hij genoot van
het moment. Struyk struikelde en viel bijna, en stak instinctief zijn zwaard in
de lucht om het zwaard van zijn tegenstander te pareren. Hij voelde de schok
door zijn hele arm, maar sloeg de aanval af. Soepel sprong hij naar achteren,
zakte door zijn knie�n, en sprong weer vooruit, onder de verdediging van zijn
vijand door. Hij ramde zijn zwaard in de maag van het wezen en haalde die
vervolgens snel en krachtig omhoog. Het zwaard raakte een rib en er tuimelde
ingewanden uit het lichaam van de tegenstander. Het wezen ging met een
stomverbaasde uitdrukking op zijn gezicht tegen de vlakte. Hij had geen tijd om
van het succes te genieten. De Tweede aanvaller kwam er al aan, met een
tweezijdig zwaard in zijn handen.�
�Beschermheer van het Licht �
Stan Nichols - 2005
Voor Struyk en zijn woeste en plunderende bende orcs komt er onverwacht een eind
aan hun geregeld bestaan als de mens in hun wereld zijn intrede doet. Meteen is
duidelijk: Struyk en zijn makkers zullen moeten vechten voor hun wereld � en die
van alle orcs � om hun recht van bestaan veilig te stellen. Geholpen door zijn
medestrijders, onder wie korporaal Coilla en de dwerg Jup, probeert de
orcs-hoofdman een aanvalsplan te bedenken. Orcs zijn evenwel niet gewend zelf
het helft in handen te nemen, ze zijn alleen maar gewend blindelings opdrachten
uit te voeren en zich desnoods, maar liever niet te laten afslachten. Bovendien
is er meer aan de hand. Struyk en zijn bende hebben namelijk hun
opdrachtgeefster, de gruwelijke tovenares Jennesta, zodanig beledigd dat ze
moeten vluchten om het vege lijf te redden. Of dat zal lukken is nog maar de
vraag. Intussen, onaangedaan, droomt het door roesmiddelen benevelde brein van
Struyk van een betere wereld, van een wereld zonder Jennesta, zonder mensen, met
alleen maar orcs�
|
|